Interview

Toen ik nog in Groningen woonde, ging ik regelmatig op de dinsdagavonden naar het filosofisch café. Een avond in april 2010 staat me nog altijd levendig bij. Die avond ging het over het taoïsme. Een filosofische stroming waar ik op m'n 18de mee in aanraking kwam. Sindsdien kwam het iedere keer opnieuw op mijn weg, maar begreep ik er steeds niet genoeg van en bleef het bij een intuïtief gevoel van het 'juiste pad' bewandelen. Die avond sprak René Ransdorp, sinoloog en filosoof over zijn toen verschenen boek Zwervend met Zhuang Zi, dat een helder licht deed schijnen. Op de taoïstische filosofie, maar ook in mij. Het lichtje van de vuurtoren in de donkerte ging branden, ik kon m'n eerste schreden zetten, nu ik een bruikbare gids te pakken had.

Graag introduceer ik aan jullie René Ransdorp en duik ik samen met hem in het taoïsme. Om een inleiding te geven in de taoïstische filosofie. Maar ook om de verwantschap met ons werk aan te tonen. Het interessante is dat onze eigen gestalttheorie sterk geïnspireerd is door het taoïsme. Er zijn veel overeenkomsten te vinden. Daarnaast heeft Martin Buber als een van de eerste westerse wijsgeren de brug geslagen naar het taoïstische denken.

Profielschets:
Dr. René Ransdorp studeerde filosofie en Chinees in Leuven. Tot 1999 doceerde hij hedendaagse westerse filosofie in het hoger onderwijs in Amsterdam. Sindsdien verzorgt hij programma’s Chinese filosofie aan verschillende universiteiten, hogescholen en culturele instellingen in Nederland.

In 2005 promoveerde hij aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte te Leuven op De Spil van Dao, vertaling en wijsgerige, op Chinese commentaren geënte, analyse van Zhuang Zi’s Qi Wu Lun. In 2007 verscheen bij uitgeverij Damon zijn boek Zwervend met Zhuang Zi – wegwijs in de taoïstische filosofie. (http://damon.nl/book/zwervend-met-zhuang-zi).

Het gesprek wat ik voerde met René op dinsdag 22 oktober, leverde ruim 3 uur aan gespreksopname op. Ik werk ons gesprek in de komende drie edities uit, door telkens twee thema's de revue te laten passeren.

Alle vertalingen van Lao Zi (die de Daodejing schreef en in de tekst wordt hij aangeduid als Laozi) en Zhuang Zi (die de geschriften schreef die bekend staan als de Zhuangzi) zijn van René Ransdorp. De citaten zijn in de tekst cursief gedrukt en tussen aanhalingstekens gezet.

1. Mensen die in psychotherapie komen, komen doorgaans met een probleem. Mensen lopen bijvoorbeeld vast in hun relatie of op hun werk, voelen zich depressief en komen niet tot de zaken die ze graag willen doen. Het 'probleem' staat hun als het ware in de weg. Zou je deze mensen vragen of hun probleem ook een nut zou kennen, dan antwoorden ze dat hun probleem nutteloos is. In het Taoïsme kennen we het principe van het 'nut van het nutteloze'. Welke wijsheid kan een taoïstische wijze op dit gegeven laten schijnen?

René: Het 'nut van het nutteloze' is een uitdrukking die je vindt bij Zhuang Zi (een dichter en taoïstische wijze die leefde van ca. 369 v.Chr. – 286 v.Chr.). In zijn boek komen we de volgende uitspraak tegen:

Bergbomen beroven zichzelf, vetkaarsen branden zichzelf op. De kaneelboom is eetbaar, daarom wordt hij geveld. De lakboom is nuttig, daarom kerft men erin. Iedereen kent het nut van het nuttige, maar niemand kent het nut van het nutteloze. (Zhuangzi, hst. IV)”

Die laatste zin is niet cynisch bedoeld, maar een uitnodiging om tegen de geest van de tijd in te gaan. Wat was toen in de geest van de tijd? Mensen moesten zich allemaal nuttig maken. Dat uitte zich in het volgende citaat uit de Zhuangzi:

De intellectuelen zijn niet gelukkig zonder afwisseling in het denken en beramen. De redekunstenaars zijn niet gelukkig zonder ordelijkheid in het converseren en spreken. De gerechtelijke onderzoekers zijn niet gelukkig zonder de bezigheid van het vervolgen en beschuldigen. Allemaal mensen die opgesloten zitten in de dingen. (…) Zolang de gelegenheid zich voordoet dat ze zich nuttig kunnen maken, zijn ze niet in staat tot niet-doen. (...) Ze jakkeren hun lichaam en hun natuur, en verdrinken in de tienduizend dingen. Hun leven lang is er geen weg meer terug. Hoe droevig! (Zhuangzi, hst. XXIV)”

Zhuang Zi geeft hier bijna als sociologisch onderzoeker weer hoe allerlei beroepsgroepen, de intellectuelen, de gerechtelijk onderzoekers, de redekunstenaars en zo verder, bezig zijn zich nuttig te maken. Zolang men zich nuttig maakt, komt men niet tot het niet-doen (komt later ter sprake). Juist dit nuttig móéten zijn is ziekmakend. Vanuit het oogpunt van de heersende ideologie worden de mensen nutteloos wanneer ze buiten het systeem vallen.

Is er dan iets mis met de waardering van het nut? Zhuang Zi zegt dat vooral de dingen die werkelijk van waarde zijn in ons leven, niet in termen van nut zijn uit te drukken. Neem bijvoorbeeld de kunst, die is niet in termen van nut uit te drukken, maar kent wel degelijk haar waarde. Wanneer je te maken hebt met mensen die vanuit het oogpunt van de maatschappij nutteloos zijn geworden, dan is het belangrijk dat er een maatschappijkritische analyse bij wordt betrokken – in de taoïstische filosofie staat mentale en fysieke gezondheid altijd in relatie met de maatschappij waarmee we te maken hebben. Zoals nu, onze maatschappij vraagt veel van de individuen. Veel mensen worden overvraagd. De vraag die de wijze zich zou stellen is of het zin heeft iemand weer op te lappen, zodat hij weer mee kan doen met de maatschappij, daarbij het risico lopend dat iemand opnieuw burn-out of depressief geraakt. De wijze zou eerder inzetten om iemands innerlijke bron aan te spreken, zodat de hulpvrager zijn plek in de maatschappij weet te vinden.

In de gestalttherapie is het herstellen van de persoonlijke vrijheid een belangrijk uitgangspunt. Dit sluit aan bij het idee van 'zwerven' in de taoïstische filosofie. Wanneer iemand vrij is heeft hij meer bewegingsruimte tot zwerven. Dit brengt mij bij het Nietzscheaanse idee van de 'windstilte van de ziel'. In het niets doen ('nutteloos' uit je raam staren) komen ineens de beste ideeën op.

René: dat doet mij denken aan wat hedendaagse psychologen zeggen die een pleidooi voor de verveling houden. Je schijnt tegenwoordig een loser te zijn wanneer je niet presteert. En dat je altijd maar creatief bezig moet zijn. Het kan dan prettig zijn om niets te doen. Wat je zegt over ruimte is bijna een taoïstische evidentie, de samenhang tussen ruimte krijgen en ruimte geven.

Bij wie volledig meegaat met de dingen, komen de dingen binnen. Wie in de weg staat van de dingen, is niet in staat zichzelf ruimte te geven, laat staan anderen. Wie niet in staat is anderen ruimte te geven, heeft geen verwanten. Wie geen verwanten heeft, heeft gebroken met de mensen. Er is geen gemener wapen dan de wil (grote ambitie). Zelfs een Mo Ye (een beroemd zwaard) doet daar nog voor onder. Geen grotere vijanden dan yin en yang, en geen plek tussen hemel en aarde waar men die kan ontlopen. Niet dat yin en yang schade berokkenen, het is het hart (zetel van de ambitie) dat ze daartoe brengt. (Zhuangzi, hst. XXIII)”

(het woord 'dingen' is in het Chinees breder dan in onze taal. Met de dingen wordt alles bedoeld, mensen, planten, dieren, voorwerpen, planeten, bergen, etc. – RE)

De wijze mens vertoeft bij de dingen en beschadigt de dingen niet. Wie de dingen niet beschadigt, kan ook niet door de dingen beschadigd worden. (Zhuangzi, hst. XXII)”

&

 De dingen de dingen doen zijn en daardoor niet door de dingen tot ding gemaakt worden. (Zhuangzi, hst. XX)”

Deze citaten lijken mij heel fenomenologisch.

René: Ja, het is door ruimte aan de dingen te geven, dat je als het ware tussen de dingen gaat zwerven, dat je ruimte wordt uitgebreid. Dit is een essentieel thema in het taoïsme. Er is altijd een interactie tussen jou en de dingen. Dit is het tegenovergestelde van de dingen in je macht proberen te krijgen.

Kortom, een proces dat tijd kost. Een makke in de psychotherapie op dit moment is dat alles snel en objectiveerbaar moet zijn. Efficiënt en effectief. Ruimte voor proces mag er niet meer zijn.

René: al die verhalen over ambachtslieden die je tegenkomt in het taoïsme gaan altijd over ambachtslieden in relatie tot hun materiaal en hoe ze tot prachtige resultaten kunnen komen. Juist doordat ze los zijn gekomen van externe overwegingen, zoals wat levert me dit op, wat krijg ik ervoor? Dit leidt slechts de aandacht af. ZhuangZi zegt: het gaat om het volgen van de natuurlijke lijnen van het materiaal. In al deze verhalen is de tijdsdimensie een belangrijke factor. Dit krijg je niet zomaar in je vingers. Je niet opdringen aan de dingen maar meebewegen met de natuurlijke lijnen.

Het volgen van de natuurlijke lijnen doet mij denken aan het verhaal van Hermann Hesse: Narziss und Goldmund, waarin Goldmund zijn innerlijke natuur volgt en op het eind van het boek zijn hoogste perfectie bereikt.

René: Dat is een mooi verband wat je daar legt tussen dit boek en het taoïstische thema hier.
Wat er naast tijd speelt is aandacht en concentratie. Dit belang van aandacht, concentratie én tijd komt prachtig naar voren in het volgende citaat:

De kromzwaarden die iemand in dienst van een grootmaarschalk smeedde, hadden toen hij tachtig jaar oud was, nog niets aan scherpte ingeboet. De grootmaarschalk zei: Wat bent u bedreven! Houdt u er een methode op na?’ De man antwoordde: ‘Uw dienaar houdt er inderdaad een methode op na. Sinds m’n twintigste houd ik van het smeden van kromzwaarden. Naar andere dingen kijk ik niet. Aan wat geen kromzwaard is, besteed ik geen aandacht. Dit is: iets benutten door het níet te benutten. Als men daaraan al een langdurig nut kan ontlenen, hoeveel te meer dan indien er ook van het niet-benutten geen sprake meer zou zijn! Wat zou er dan nog zijn, dat niet meehelpt?!’ (Zhuangzi, hst. XXII)”

De methode waar hier over gesproken wordt is de methode van de niet-methode. Het niet benutten van andere dingen is nuttig, omdat je zo tijd en aandacht over houdt voor hetgeen waaraan je je aandacht en tijd aan wilt besteden. Het handelen is op dit punt helemaal spontaan geworden. Je wordt dan meegenomen in de interactie met de dingen. Het is niet jij die dit doet, maar je handelt in respons met de dingen. En de dingen staan hier mede als metafoor voor andere mensen. Dit zit ook in het woord “spel”. Dit gesprek is een vorm van een spel. We weten van te voren niet waar dit gesprek heen gaat. We zijn allebei wel actieve spelers in ons gesprek, maar we worden tegelijk ook gedragen door dit spel. Het gaat hier dan wel om een spel zonder regels, zoals in het Engels gesproken wordt van play, in tegenstelling tot game.

Dit brengt mij bij mijn volgende gespreksonderwerp. Het niet-doen. Het wu wei (wu = niet, wei = doen, handelen). Vertaald naar de therapiekamer: er wordt veel gewerkt met de DSM-V. Het idee is dat iemand een probleem heeft, waarop een diagnose gesteld wordt, die vervolgens behandeld wordt. Zoiets als een mens komt met een probleem bij de therapeut, krijgt een diagnose (dan heb je dus mens+diagnose), waarop vervolgens de diagnose behandeld wordt (mens-diagnose) en je weer een mens overhoudt, die ooit een probleem had. Hoe is het daar dan mee? Er wordt dus veelal intentioneel gehandeld. Het taoïsme staat hier haaks op met haar wu wei, niet intentioneel handelen.

René: het niet-doen zou ik associëren met ont-doen. Vergelijkbaar met ontspannen, onthaasten. Het wu wei probeert alles wat kunstmatig is, wat met voorbedachte rade is, strategisch is, te ontdoen van dit geforceerde. Niet-geforceerd handelen. Het gaat erom het handelen weer vloeibaar te maken. Vergelijk de therapiekamer met de relatie tussen leermeester en leerling uit de taoïstische filosofie. En zie ook wat Lao Zi zegt over de relatie tussen de vorst en zijn onderdanen zoals in de volgende citaten:

Dao betracht permanent het niet-doen, en niets blijft ongedaan. Indien vorsten en koningen dat weten te behouden, zullen de dingen zichzelf transformeren. (Laozi, hst. 37)”

Daarom zegt de wijze mens: ‘Ik betracht het niet-doen, en de mensen transformeren zich vanzelf. Ik bemin de stilte, en de mensen worden vanzelf oprecht. Ik onthoud me van bedrijvigheid, en de mensen worden vanzelf rijk. Ik ben zonder begeerte en de mensen worden vanzelf ongekunsteld.’ (Laozi, hst. 57)”

(Over de wijze vorst) Als hij zijn werken heeft voltooid en zijn zaken heeft volbracht, zegt heel het volk: ‘We zijn vanuit onszelf zo.’ (Laozi, hst. 17)”

(De wijze mens is geen aanwijsbare mens, maar fungeert als een model – RE).

René: Bedrijvigheid is het tegenovergestelde van wu wei. Hfst 17, laatste citaat, is goed toepasbaar op de pedagogiek. Hoe de ideale leraar of therapeut 'handelt'. Een leerproces is geslaagd wanneer de leerling aan het eind van het proces zegt dat hij het zelf gedaan heeft (in plaats van dat de leraar zich de ontwikkeling van de leerling toeëigent). Wat jij net vrijheid noemde, dat iemand weer vanuit zichzelf verder kan. Het gaat om het bevorderen van het vanuit-zichzelf-zo-zijn van de dingen, zonder het 'doen' te beoefenen. Bevorderen kan ook vertaald worden als 'ruimte scheppen' of 'faciliteren', het is vooral niet: een programma afwerken.

Kan er een relatie gelegd worden tussen wat Buber omschrijft in zijn Ich und Du over de ontmoeting en het wu wei?

Buber heeft zich voor hij Ich und Du schreef intensief bezig gehouden met de filosofie van Zhuang Zi en is hier sterk door beïnvloed. Je leest dit terug in zijn Ich und Du. Zo begint hij met de twee grondwoorden en de relatie hiertussen. Deze grondwoorden verwijzen naar twee grondhoudingen, het Ich – Du en het Ich – Es. Deze houdingen komen nooit zuiver, los van elkaar, voor. Er ontstaat pas een betrekking in de Ich – Du relatie, wanneer er geen sprake is van objectiveren. De relatie met het niet-doen is heel duidelijk. Buber geeft een voorbeeld met een boom, in het begin van Ich und Du. Je kunt allerlei eigenschappen van die boom beschrijven, maar dat is altijd nog in de sfeer van het Ich – Es. Er kan ook een moment zijn – een genadevol moment –, waarin die boom je als Du tegemoet treedt. Hierin lees je duidelijk de taoïstische verhalen van de nutteloze boom bij Zhuangzi terug. Een passend citaat, verheldert dit:

Das Du tritt mir gegenüber. Aber ich trete in die unmittelbare Beziehung zu ihm. So ist die Beziehung Erwähltwerden und Erwählen, Passion und Aktion in einem. (…) Das ist die Tätigkeit des ganz gewordenen Menschen, die man das Nichttun genannt hat, wo sich nichts Einzelnes mehr, nichts Teilhaftes mehr am Menschen regt, also auch nichts von ihm in die Welt eingreift; wo der ganze, in seiner Ganzheit geschlossne, in seiner Ganzheit ruhende Mensch wirkt; wo der Mensch eine wirkende Ganzheit geworden ist’ (Buber)”

René: Het lijkt mij dat in een therapeutische relatie, het 'Tussen', de ruimte, het niet opgelegde handelen, het wu wei, dat juist dit van cruciaal belang is voor de ontplooiing van de cliënt in de behandelrelatie. De houding van de therapeut, leraar, opvoeder, vorst, enzovoorts komt beeldend aan de orde in hoofdstuk 66 van de Daodejing:

De reden waarom de rivieren en zeeën de koningen van de honderd stromen kunnen zijn, is dat ze bedreven zijn in het lager zijn dan hen. Daarom kunnen zij de koningen van de honderd stromen zijn. Dus, wil de wijze mens boven de mensen staan, dan dient hij in zijn spreken onder hen te staan; wil hij vóór de mensen staan, dan dient hij zich met zijn persoon achter hen te plaatsen. Om deze reden vertoeft de wijze mens boven hen, maar ervaren de mensen dat niet als last; vertoeft hij vóór hen, maar ondervinden de mensen daar geen schade van. En om deze reden schuift de hele wereld hem graag naar voren en wordt men hem niet beu. Juist omdat hij niet wedijvert kan niemand in de hele wereld met hem wedijveren. (Laozi, hst. 66)”

René: Door laag te zijn komen de dingen juist naar je toe. Het bedreven zijn in het lager zijn is een kunde. “in je spreken onder anderen staan” vertaalt zich in een houding van het luisteren. Buber heeft dit helder gezien, wanneer het gaat om de dialoog, betracht men het luisteren (niet alleen naar de woorden, ook naar de toon en de lichaamstaal).

Ik moet ineens denken aan de opkomst en de vele toepassingen van de mindfulness. Mindfulness betracht openheid en ontvankelijkheid, met als achterliggende boodschap om meer uit je leven te halen. Vaak wordt het ook aldus toegepast in de psychotherapie. Aan de ene kant beantwoord mindfulness aan de houding van het niet-doen, maar aan de andere kant zit er een intentie achter.

René: Dit is een interessante kwestie. Als ik dit probeer te begrijpen vanuit de taoïstische achtergrond dan zouden de taoïsten zeggen: dan lukt het niet. Al die ambachtsverhalen kun je zo lezen dat die ambachtslieden maar tot zulke sublieme resultaten kunnen komen doordat ze losgekomen zijn van fixatie op succes. Maar als een intelligente leerling dan zou zeggen tegen Zhuang Zi: “nu weten we wat de formule is om succes te bereiken”, dan zou Zhuang Zi antwoorden: “ja maar dan ben je nog steeds gefixeerd op succes. Dan werkt het dus niet en zal het ook niet werken, want je bent doelgericht bezig. Het werkt maar, wanneer je het doel los kunt laten. Succes is een onbedoeld effect. Dat je therapie werkt is een neveneffect. Je komt dan op een  belangrijk terrein van de levensfilosofie: geluk kan alleen maar bestaan als neveneffect. Je mag blij zijn wanneer je therapie 'resultaat' heeft, maar dat mag nooit het resultaat zijn van doelgericht handelen.

Een belangrijke waarde in de gestalttheorie is de ontmoeting en de vrijheid in de ontmoeting. Hierin vindt de heling plaats, al kan niemand zeggen of aanwijzen hoe.

René: dat klinkt aannemelijk, ik denk dat de echte ontmoeting helend werkt.


Hier eindigt deel 1 van ons gesprek.
Volgende keer ga ik in op de taoïstische houding van de glimlach en het gebruik van taal.


Ralph Evers
GTO-2.




Archief: 2013

Interview Marja Kuzmanić en Jan Philip Wieringa

Marja Kuzmanić

Marja kwam op haar 18de naar Nederland om in Utrecht aan het University College Social Sciences te studeren. Na deze studie heeft zij haar master ontwikkelings- en sociale psychologie aan het University of Cambridge gehaald. In 2011 gepromoveerd aan de universiteit van Ljubljana met een onderzoek op existentieel-fenomenologische leest naar suïcide. Op dit moment is zij bezig haar opleiding aan de New School of Psychotherapy and Counselling (Masters in Existential Psychotherapy and Counselling) af te ronden. Zij woont in Groningen en maakt samen met Jan Philip en ondergetekende deel uit van het Existentieel Genootschap Aletheia.



Jan Philip Wieringa
Is al enige jaren, sinds 1991 gestalttherapeut en heeft in de jaren 70 de opleiding tot Klinisch Psycholoog aan de Rijksuniversiteit van Groningen gevolgd. Samen met Marja en Ralph, heeft Jan Philip in december 2012 het Existentieel Genootschap Aletheia opgericht. Dit genootschap beoogt het existentiële gedachtegoed in de breedste zin in de samenleving onder de aandacht te brengen.


Doelstelling Aletheia:

Het in diverse lagen van de maatschappij en in brede zin onder de aandacht brengen van de existentieel filosofische mensvisie. Deze visie richt zich zowel op het terrein van de filosofie, psychologie, religie, kunst als wetenschap.

• Het exploreren en verdiepen van existentieel-filosofische perspectieven.

Ontwikkelen van praktische toepassingen en ondersteuning bij het implementeren ervan.

Het formuleren van een existentieel wetenschappelijk paradigma en het ontwikkelen van daarop aansluitende onderzoeksmethodieken.

Doelgroep
Hulpverleners

Psychotherapie praktijken en opleidingen

Bedrijfsleven (management, personeelszaken, justitie)

Onderwijs

Geïnteresseerden en niet-geïnteresseerden


Hoe ben je gekomen tot je keuze als existentieel of gestalttherapeut?
Marja vertelt dat een docent van Klinische Psychologie zijn studenten opgaf Irvin Yalom te gaan lezen. De verhalen van Yalom grepen haar direct aan door hun menselijke en authentieke karakter. Al gauw ging ze veel meer lezen van Yalom. Ze wilde altijd al psychologie studeren en in zijn boeken zegt ze zichzelf gevonden te hebben. Ze zegt herkenning te vinden in de existentiële literatuur in hoe ze de wereld ervaart. “Ik was in die tijd bezig met de gedachte dat ik een sterfelijk, kwetsbaar mens ben. Niet alleen de boeken van Yalom, maar ook die van existentiële filosofen brachten me heel veel. Ze hielpen mij te leren hoe ik om kan gaan met mijn sterfelijkheid. Ook hoe ik deze gedachte kan gebruiken om een authentieker mens te worden, meer in het hier-en-nu te leven. Dit bracht mij er tevens toe om psychotherapie te gaan studeren, zodat ik hier in de praktijk mee kan werken”. Haar fascinatie bewoog haar tot het doen van promotie-onderzoek dat raakt aan onze sterfelijkheid, namelijk haar fenomenologische studie naar zelfmoord.

Jan Philip:
De grondhouding die ik in de gestalt en existentiële benadering van de mens vind, is voor mij heel natuurlijk en vertrouwd. Het verbindt me met hoe ik in het leven stond als vijfjarig jongetje. Ik kon toen nog geen woorden geven aan wat ik dacht en zag, maar ik weet nog goed hoe ik tegen de wereld en de mensen aankeek. Ik woonde vlakbij wat destijds nog een gekkengesticht genoemd werd. De daar opgenomen volwassen mensen liepen regelmatig langs ons huis. Die ‘gekke’ volwassen mensen met hun onbeholpen kinderlijk gedrag fascineerden me”. Op een vertederende wijze vertelt Jan Philip over deze ervaring, waarbij het jongetje achter zijn ogen ontwaakt. Ontvankelijk, verwonderend en open zijn, dat is de grondhouding van de gestalttherapeut. Daarnaast kunnen zeggen wat je denkt, vindt en voelt. “Ik was als kind erg betrokken bij een druk en in zichzelf gekeerd jongetje bij mij in de straat. Tegenwoordig zeggen we dat zo’n kind autistisch is of ADHD heeft. In mijn ogen deed hij een 'beetje raar'. Ik maakte me zorgen om hem, niemand leek zich om hem te bekommeren. Vlak voor we gingen verhuizen heb ik hem gezegd dat hij ’een beetje raar' is. Hij moest huilen. Ik denk niet dat het een goede therapeutische interventie van mij was, maar het geeft wel weer hoezeer ik de noodzaak voelde tot verbinding. Contact aangaan, dat is wat ik doe als gestalttherapeut”.

Wat is volgens jou de meerwaarde van de existentiële/gestalt benadering boven welke andere psychologische benadering dan ook?
Marja:
De existentiële psychotherapie is veel eerder een benadering die in verschillende vormen van psychotherapie gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld in de gestalttherapie, waar zij raakvlakken heeft met de filosofische en fenomenologische basis. “Wat voor mij erg belangrijk is in deze benadering, is de gelijkwaardigheid van therapeut en cliënt. De therapeut gaat de cliënt niet genezen, maar bevindt zich samen met de cliënt in de menselijke conditie, heeft ook zijn twijfels, heeft ook zin aan zijn leven te geven. Daarnaast dat deze gelijkwaardigheid de cliënt empowered, het benadrukt dat we niet alleen een geest zijn. We zijn belichaamt (embodied). Het existentialisme probeert het dualisme tussen lichaam en geest te overstijgen. Ik vind dat hoe we in het westen, de psychologie, de mens begrijpen als een lichaam en een geest, waar bijna geen contact is tussen die twee, juist veel (psychische) problemen veroorzaakt”.

Jan Philip:
Een van zijn eerste colleges op de universiteit nam Jan Philip kennis van de existentieel psycholoog Benjamin Kouwer (van wie het lezenswaardige boek “Spel van de Persoonlijkheid” is – RE). Diens denkbeelden stonden haaks op de jonge, deterministische wetenschapper die Jan Philip destijds was. Met name het concept keuzevrijheid riep kritische vragen bij hem op. Hoe kan de mens nou vrij zijn? Hoe kunnen zulke belangrijke psychologen er nu zo naast zitten? Nu zegt hij, met enige overdrijving, misvormd geweest te zijn in zijn denken. Jaren later begon een licht te schijnen. Het is de openheid van ons bestaan, die vrijheid is. Het is niet zo dat wij zelf bepalen en zelf kiezen wie of wat we worden, maar vrijheid is de absolute grond van de menselijke constitutie.


De menselijke constitutie?
Je kan dus niet zeggen, wie of wat of hoe wij zijn, dan zit je er altijd naast, omdat je de mens dan dingmatig maakt. Om met Sartre te spreken: alles wat je over de mens kan zeggen is dat je niet kan zeggen wat hij is. De open zijnswijze, de ontmoeting, daarin zijn wij mens en dat is de menselijke constitutie. De gestaltbenadering is een van de weinige therapiemethoden waarin dit nog min of meer gerespecteerd wordt”.

Jan Philip zegt niet graag over zichzelf dat hij een gestalttherapeut is. Eerder is hij iemand die in zijn werken met mensen de gestaltbenadering als grondhouding heeft. Een benadering die hem open, ontvankelijk en vrij houdt en die hem telkens opnieuw verrast met de onverwachte wendingen in de ontmoeting met een ander.

Hoe zien jullie de huidige stand van de psychologie?
(Heeft psychologie als wetenschap bestaansrecht? Wat is haar toekomst? Is zij nodig? Ontwikkelt zij zich op eigen benen, of heeft ze veel input nodig uit de filosofie om tot theorievorming te komen, maar ook om aansluiting te blijven houden met de veranderende mens in een veranderende maatschappij?)
Jan Philip: Ik ben van mening dat de wetenschappelijke psychologie zichzelf moet blijven uitvinden.  Ze zal noodzakelijkerwijs moeten blijven reflecteren op haar eigen denken omdat ze in haar eigen spiegel kijkt. Deze heeft de neiging om te beslaan als we hier met de neus bovenop staan. Ze heeft de filosofie nodig de spiegel weer helder te krijgen. Tot deze Sisyphus-arbeid (zware arbeid die tot geen uitkomst leidt – RE) zijn we als psychologen en therapeuten veroordeeld.

Marja: Psychologie heeft zeker als wetenschap 'bestaansrecht' maar het is wel één van de meer ingewikkelde wetenschappen omdat het probeert mysteries en de complexiteit van een mens te onderzoeken en beantwoorden. Volgens mij is psychologie te experimenteel en positivistisch en probeert dus 'geestelijke' fenomenen als 'harde feiten' uit te leggen om een wetenschap te zijn. Het probleem ligt in de prevalentie en de voorkeur voor kwantitatieve positivistische (onderzoeks)methoden ook op het gebied waar deze niet van toepassing zijn. Fenomenologische methoden bieden psychologie een oplossing om dichter te komen bij het begrijpen van de mens, die nooit helemaal verklaart kan worden. Ik ben optimistisch over de toekomst van psychologie, het lijkt alsof er steeds meerdere pogingen zijn om fenomenen ook van andere kanten te bekijken en proberen te begrijpen. Er is dan zeker een plek voor psychologie als wetenschap en therapie. Hopelijk blijven er veel benaderingen nog lang levend die elkaar aanvullen.

Jan Philip: Voor studenten is de definiëring van wat Gestalt is vaak een zeer lastige klus. Kun je iets concreets zeggen over Gestalt? Valt er iets over te zeggen?

Er valt heel veel over te zeggen, maar niet wat het is. Gestalt manifesteert zich in contact. Het is niet 'iets', maar het manifesteert zich, het is het verrassende van de ontmoeting.


Ontmoeting, ook zo'n belangrijk concept in de Gestaltbenadering. Ontmoeting doet zich voor in de ontvankelijkheid van het moment, het opent zich in het moment. Oftewel wanneer er in het proces een ontmoeting plaats heeft, kun je zeggen dat hier het werkende van Gestalt gebeurt...?
Ja, ja daarin gebeuren de nieuwe verrassende wendingen, die je ook als therapeut niet kan plannen. Per definitie niet kan plannen, evenals een richting. Want elke richting die vooraf bepaald wordt, belemmerd je openheid. Dus geen diagnoses, geen behandeldoelen.

Hoe definieer jij het concept 'contact'?
Da's wel een onmogelijke vraag die je daar stelt.

Laat ik deze vraag verduidelijken, zijn er gestaltpeilers volgens jou?
Nee. Contact is. Er bestaat geen beter of slechter contact. Contact is. Net zoals Gestalt is, Gestaltis.

Marja: je beaamt dat er veel herkenning en overeenkomsten zijn tussen de gestaltbenadering en de existentiële benadering. Wat is voor jou kenmerkend aan de existentiële benadering?

Een van de belangrijkste peilers in de existentiële benadering is de fenomenologische benadering. Je tracht je vooroordelen, interpretaties en alles wat je hebt geleerd, te bracketen. Je kunt zeggen dat een existentieel therapeut meerdere stappen doorloopt. 1. Bracketing, 2. Description en 3. Horizontalization (je gelijkwaardig opstellen naar je cliënt). Daarnaast dat jij niet beslist wat belangrijk is voor de cliënt, dit laat laat je de cliënt zelf aanvoelen. Je probeert het onmogelijke, namelijk de cliënt te begrijpen, zonder je eigen interpretaties. Door je interpretaties voortdurend te controleren met je cliënt, blijf je zo zuiver mogelijk. Het is dit wat de existentiële visie doet afwijken van veel andere benaderingen, die deze check doorgaans achterwege laat. Je onderzoekt dus de betekenis van wat de cliënt zegt, bijvoorbeeld: wat bedoel je wanneer je zegt dat je bang bent?”


De existentiële benadering heeft dus, evenals de Gestalt benadering, niets op met behandelplannen en diagnoses?

Ik vraag me sterk af of diagnoses, classificaties en behandelplannen wel hulpvol zijn voor de cliënt. En wat doet zo'n diagnose hé, voor zowel cliënt als therapeut. Als je een diagnose stelt, zie je dan nog de mens achter je gestelde diagnose, of zie je vervolgens nog slechts je kader, waarbinnen je cliënt moet blijven passen? Daarnaast kan de diagnose voor de cliënt een excuus worden. De diagnose pleit hem vrij van verantwoordelijkheden of laat zich hiermee vastzetten, waardoor ontwikkeling stagneert. Ik zie vooral nadelen van diagnostiek.”

DSM V als nieuw brandhout?
Jan Philip: Ja!

Marja: Ja!

Marja, eerder gaf je aan dat we in het Westerse denken een onderscheid hebben gemaakt tussen geest en lichaam. Iets wat ook ik herken in cliënten, namelijk wanneer je iemand treft die vrijwel alles gerationaliseerd heeft. Dit omdat ze houvast zoeken om vervolgens zichzelf te redden. Daarnaast cliënten, die minder gewend zijn om hun lichaam in hun 'taal' te betrekken. Herken je dit beeld? Zo ja, wat vraagt dan vooral jouw aandacht in een dergelijk gesprek?

Ik beperk me hier tot wat ik in het contact kan doen, in plaats van in te gaan in wat er bij mezelf gebeurt. Om te beginnen; in de existentiële benadering is er niet één techniek. Yalom zegt ook: voor elke cliënt ontwikkel je een nieuwe therapie. Het is een zoektocht. Jouw vraag is: hoe ga ik te werk met iemand die heel rationeel is? Gesplitst is? Ik zou fenomenologisch benoemen wat ik zie en veel het hier-en-nu gebruiken, wat gebeurt er nu tussen ons? Toch vind ik het lastig hier een algemeen antwoord op te geven, omdat elke situatie een eigen aanpak vraagt, die niet in een mal te gieten valt. Opmerken dat iemand erg rationeel handelt is in ieder geval iets wat ik zou inbrengen, omdat ik dit belangrijk acht in de behandeling. Verder zou ik veel aandacht aan het hier-en-nu en het lichamelijk ervaren geven. Misschien ook de cliënt aanraden om met een sport of lichaamswerk te beginnen om hiermee het lichamelijk bewustzijn verder te ontwikkelen.”

Jan Philip: hoe ga jij om met een bindend suïcideprotocol die stelt hoe je moet handelen, om niet strafbaar te handelen? Een verwarde vrouw met acute suïcidale neigingen komt bij je binnen. Wat doe je?

Zeggen dat ik me heel erg zorgen maak. Dat zou ik doen, en vervolgens weet ik niet hoe ze hierop reageert, dus daar kan ik niets over zeggen. In de behandelovereenkomst die ik elke cliënt laat tekenen staat zwart op wit dat wanneer bij de cliënt sprake is van concrete suïcidedreiging, ik hierop actie moet ondernemen. Toch kan ik me voorstellen dat er situaties zijn, waarin ik dit niet doe. Ik heb een dergelijke situatie ooit meegemaakt. Een patiënt met suïcidale neigingen, die ook bekend was bij de psychiatrie, had ik in zo'n acute situatie in therapie. Ook al werd mij geadviseerd haar naar de Ggz te verwijzen dacht ik: ik doe er geen goed aan, haar nu aan te melden, want dat is een eindeloos draaideur effect. Ik ben me bewust dat ik toen een heel groot risico nam, maar ik heb dit risico bewust genomen, onder intervisie en supervisie van een psychiater, die niet haar behandelend psychiater was. Dus ja, ik sta achter de regel dat je suïcide moet voorkomen, maar er zijn uitzonderingssituaties. Regels zijn er om je aan te houden, maar ook om ze soms te omzeilen.”

Hoe geldt dat voor de gestaltman in jou?

Nou dat ik mijn eigen beslissingen neem. En hiervoor mijn verantwoordelijkheid neem.”

Voor mij geldt dat regels er zijn om overtreden te worden (althans, de meeste regels), hoe geldt dat voor jou Marja? Regels?

Zijn... “

Jan Philip: graag hoor ik je visie over het fenomeen “actuaalpathologie”, wat Paul Verhaeghe in zijn boek “Het Einde van de Psychotherapie” uiteenzet?

Je vraag overvalt me een beetje, ik heb het boek met belangstelling gelezen. Het sprak mij aan, maar gaf me ook enkele vraagtekens. Hij is psycho-analyticus en ik vond het verfrissend dat hij zo kritisch kijkt naar de weg die de psychotherapie en vooral de cognitieve therapie opgegaan is. Daarnaast is zijn kritiek op de DSM-IV een kolfje naar mijn hand, daar kan ik me helemaal in vinden. Aan de andere kant heeft hij een andere visie dan ik. De existentiële benadering is toch anders dan de psychoanalytische benadering die hij propageert. Desondanks was ik enthousiast, een zeer boeiend boek!

Wat zouden jullie de studenten van de NSG mee willen geven?

Jan Philip: -na enig denken- “Vertrouw je eigen spoor. Consumeer wat je van buitenaf aangereikt wordt, maar vertrouw op je eigen spoor.”

Marja: “blijf open, dat betekent ook: blijf kritisch, zoals op de gestaltopleiding en literatuur. Word niet dogmatisch.”

Meer informatie over Jan Philip is te vinden op http://www.gestaltis.nl
Meer informatie over Marja is te vinden op http://www.inter-being.com/about-me/

Proefschrift van Dr. M. Kuzmanić:



















© 2013 Ralph Evers 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten